Energiemanagement bij warmtepompen voor centrale verwarming | ||||||||||||
Wat is het?Wanneer in een installatie voor centrale verwarming gebruik gemaakt wordt van een elektrisch aangedreven warmtepomp, kan de werking ervan dynamisch aangepast worden om rekening te houden met externe factoren zoals:
| ||||||||||||
Hoe werkt het?
Om aangestuurd te kunnen worden op basis van externe (energetische) factoren, moet een warmtepomp beschikken over een communicatie-interface die het toestel toelaat te interageren met een energiemanagementsysteem (EMS). Sturing op basis van in-en uitschakelen of moduleren van de elektrische voeding van het volledige toestel is bij warmtepompen (in tegenstelling tot sommige resistieve elektrische opwekkers) immers uit den boze. Er bestaan verschillende communicatieprotocollen voor dergelijke interfaces. Een van de meest gekende is het ‘SG Ready’ (Smart Grid Ready) protocol. Dit protocol maakt voor de fysieke communicatie interface gebruik van twee digitale inputs die geactiveerd kunnen worden door het openen en sluiten van relaiscontacten. Voor meer informatie over SG ready en andere protocollen, zie de pagina over Protocollen voor energiemanagementsystemen.
| ||||||||||||
Wat is de meerwaarde?Het aansturen van een warmtepomp op basis van de beschikbaarheid van hernieuwbare energie en/of dynamisch tarieven kan zorgen voor het verhogen van het zelfverbruik bij lokale opwekking en een betere afstemming op voordelige energietarieven. Beiden kunnen zorgen voor een lagere energiefactuur. Ook op ecologisch en maatschappelijk vlak hebben deze toepassingen meerwaarde, omdat de lokaal opgewekte energie vaak hernieuwbaar is (bv. PV-installatie) en niet getransporteerd moet worden. Het inspelen op dynamische tarieven draagt ook bij aan het in balans houden van het elektriciteitsnet. Het aansturen op basis van beschikbaarheid van hernieuwbare energie en/of dynamisch tarieven zal echter niet noodzakelijk resulteren in een lager lokaal energieverbruik, wel integendeel (bufferen van warmte gaat gepaard met verliezen). Ook het beperken van het afgenomen elektrisch vermogen heeft verschillende voordelen. Het beperken van het afgenomen elektrisch vermogen op kwartierbasis kan in de toekomst een direct financieel voordeel opleveren, wanneer in Vlaanderen het capaciteitstarief ingevoerd wordt. Zie de pagina over opvolging van energieverbruik en -kosten voor meer informatie hierover. Daarnaast kan zo vermeden worden dat bij een aansluiting met een beperkte capaciteit (aansluitvermogen in kVA), er overbelasting en mogelijke uitval van de hoofdzekering zou optreden. Inspelen op vraagsturing vanuit het elektriciteitsnet kan afhankelijk van de aanbieder van de flexibiliteitsdiensten gepaard gaan met een financiële vergoeding voor de eindgebruiker. Op ecologisch en maatschappelijk vlak kan de meerwaarde bestaan uit het vermijden van nood om dure en vaak ook vervuilende elektriciteitscentrales in te schakelen op momenten met een hoge elektriciteitsvraag. | ||||||||||||
Benodigde technologieVoor het dynamisch aansturen van een warmtepomp op basis van externe (energetische) factoren heb je een warmtepomp nodig die over een softwarematige of hardwarematige interface beschikt om te verbinden met een energiemanagementsysteem. Daarnaast heb je natuurlijk ook een compatibel energiemanagementsysteem nodig. Idealiter gebeurt de communicatie via een gestandaardiseerd en open protocol voor energiemanagement (zie ook ‘Meer informatie’, onderaan deze pagina). Om extra thermische opslagcapaciteit te verkrijgen kan gekozen worden om te werken met een buffervat. Indien een installatie voor lokale opwekking aanwezig is (bv. PV-installatie) kan om de variaties in ogenblikkelijk vermogen op te vangen, bijkomend gekozen worden voor een thuisbatterij (zie ‘Aandachtspunten’ hieronder). | ||||||||||||
Aandachtspunten
Ook op gebied van de communicatie tussen de warmtepomp en het EMS kunnen er beperkingen zijn die het verhogen van zelfverbruik bemoeilijken. Immers, niet alle combinaties van warmtepomp en EMS zullen een geavanceerde sturing op vermogen toelaten. Zo wordt er bij het SG Ready protocol anno 2022 geen informatie uitgewisseld over het beschikbaar elektrisch vermogen en kan de warmtepomp hier dan dus ook geen rekening mee houden. Om de mismatch in ogenblikkelijk elektrisch vermogen tussen een installatie voor lokale opwekking (bv. PV-installatie) en een warmtepomp (deels) op te vangen, zou gebruikt gemaakt kunnen worden van een installatie voor elektrische opslag (bv. een thuisbatterij). Voor de zelfvoorzieningsgraad (het aandeel van de benodigde energie die lokaal opgewekt wordt) bij gebouwen met een PV-installatie zal het aansturen van een warmtepomp vanuit een EMS zorgen voor een toename, maar gezien in de winterperiodes de dagen korter zijn en de zon lager staat, zal de PV-opbrengst in de meeste gevallen onvoldoende zijn om de energievraag van de warmtepomp volledig af te dekken. Bij het aansturen van een warmtepomp op basis van dynamische tarieven, is de variabiliteit iets minder groot (bv. bij dynamische tarieven die elk uur veranderen) en speelt het beschikbaar vermogen een minder belangrijke rol waardoor het inspelen erop in principe minder complex is dan bij het optimaliseren van zelfverbruik. Er zijn warmtepompen die rechtstreeks gestuurd kunnen worden op basis van dynamische tarieven via een geïntegreerd EMS. Bij een dergelijke implementatie is de warmtepomp echter ‘blind’ voor andere elektrische verbruikers, opwekkers en opslagsystemen waardoor de aansturing mogelijks niet optimaal verloopt (bv. leegtrekken thuisbatterij i.p.v. afname tegen laag tarief) en toepassingen zoals het beperken van het opgenomen elektrisch vermogen ter hoogte van de aansluiting (bv. met oog op het capaciteitstarief) moeilijker worden. Idealiter gebeurt de aansturing voor het inspelen op dynamische tarieven dus vanuit een energiemanagementsysteem (EMS) op gebouwniveau. Bij het bufferen van warmte in een opslagvolume of gebruik makende van de thermische inertie van het gebouw, moet er rekening mee gehouden worden dat warmte-opslag ook gepaard gaat met energieverliezen. In het laatste geval spelen de isolatiegraad en de luchtdichtheid van de gebouwschil een belangrijke rol. Om de verliezen te beperken, kan de opslagperiode beperkt worden door de opwekking zo dicht mogelijk te verschuiven naar de periode waarin er een warmtevraag verwacht wordt en kan de toelaatbare temperatuurverhoging beperkt worden. Er zal natuurlijk steeds een afweging gemaakt moeten worden tussen de meerwaarde die gerealiseerd wordt met het (naar voor) verschuiven van de opwekking en de toenemende verliezen die gepaard gaan met langdurigere warmteopslag. | ||||||||||||
Meer informatie
|