Protocollen voor thermostaten | ||||||
Wat is het?Om het succesvol overbrengen van informatie mogelijk te maken, moeten de verzonden signalen door de ontvanger ook ‘begrepen’ kunnen worden. De ‘taal’ en het afsprakenkader (bv. timing van het ‘luisteren’ en het ‘praten’) waaraan de signalen moeten voldoen om communicatie mogelijk te maken, noemt men ook wel het (communicatie) protocol. Een (ruimte)thermostaat zal in de meeste gevallen rechtstreeks bekabeld aangesloten worden op een warmtegenerator (een ketel, een warmtepomp, …) of eventueel op een module binnen een systeem voor centrale sturing zoals een (domotica- of gebouwbeheersysteem). Hiervoor wordt dan een kabel gebruikt die typisch twee of drie geleiders bevat. Indien een bekabelde aansluiting niet mogelijk is, kan gekozen worden voor een draadloze thermostaat. Hierbij wordt dan een ‘gateway’ module gebruikt die aan de ene kant (bekabeld) aangesloten wordt op de warmtegenerator, en aan de andere kant draadloos in verbinding staat met de thermostaat. Op deze pagina gaan we dieper in op communicatieprotocollen voor thermostaten. | ||||||
Hoe werkt het?De manier waarop een communicatieprotocol voor een thermostaat werkt, verschilt afhankelijk van het protocol. Een mogelijke onderverdeling kan als volgt gemaakt worden:
In wat volgt wordt wat dieper ingegaan op hoe deze verschillende protocollen werken. Aan/uit protocollen Bij een aan/uit protocol wordt er enkel gecommuniceerd vanuit de thermostaat naar het aan te sturen toestel. De thermostaat kan slechts twee mogelijke berichten (‘aan’ of ‘uit’) communiceren en doet dit typisch door het open houden of sluiten van elektrisch schakelelement zoals een relais of een transistor. Dit schakelelement zal op zichzelf typisch spannings- of potentiaalvrij zijn en dit aansluitcontact wordt daarom ook soms een ‘droog contact’ genoemd. Aan de kant van de warmtegenerator is eveneens een contact voorzien voor het aansluiten van de twee geleiders van de kabel die naar de thermostaat gaat. Op de ene geleider zal een spanning gezet worden, die dan afhankelijk van de toestand van het schakelelement in de thermostaat als aan/uit spanningssignaal zal terugkomen via de andere geleider. Typisch wordt laagspanning (bv. 24V) gebruikt (zie Figuur 1). Een andere mogelijkheid is om in het aansluitcontact aan de kant van de warmtegenerator netspanning te gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld 230V wisselspanning zijn. De aansluiting voor de geleider die onder netspanning staat, wordt dan benoemd als ‘L’ (afkorting van ‘Line’). De andere geleider wordt benoemd als ‘SL’ (afkorting van ‘Switched Line’) en draagt het aan/uit spanningssignaal afhankelijk van de toestand van het schakelelement in de thermostaat (zie Figuur 2).
Analoge protocollen Bij analoge protocollen verloopt de communicatie, net als bij een aan/uit protocol, enkel in de richting van de thermostaat naar de aan te sturen warmtegenerator. De doorgestuurde informatie bestaat uit een analoog signaal zoals een variabele spanning (bv. 0-10 V of 0-24 V). Dit signaal wordt dan typisch gebruikt om het gewenste vermogensniveau van de modulerende (d.w.z. in vermogen aanpasbare) warmtegenerator te communiceren. De aansluiting gebeurt typisch met drie geleiders: twee geleiders voor de voedingsspanning (aansluiting bv. aangegeven met ‘+’ en ‘-‘ bij een gelijkspanningsvoeding) en één geleider voor de signaalspanning (bv. aangegeven met ‘A’). Digitale protocollen
Voor thermostaten bestaan meerdere digitale communicatieprotocollen. Naast relatief goed gestandaardiseerde protocollen zoals OpenTherm dat door veel fabrikanten ondersteund wordt, bestaan er ook tal van fabrikant-specifieke protocollen en fabrikant-specifieke varianten van gestandaardiseerde protocollen. | ||||||
Aandachtspunten
Bij bepaalde communicatieprotocollen zoals OpenTherm kan de aansluitkabel naast datacommunicatie ook elektrische energie overbrengen, waardoor de thermostaat gevoed kan worden vanuit de warmtegenerator en geen aparte elektrische voedingsbron nodig is. Bij andere protocollen zoals aan/uit kan alleen energie overgebracht worden wanneer het schakelelement in de thermostaat gesloten is. Digitale thermostaten die werken met een aan/uit protocol zullen dan ook een afzonderlijke voedingsbron (bv. extra aansluitgeleiders om netspanning over te brengen of een ingebouwde batterij) nodig hebben om de ingebouwde elektronica te voeden. Bij analoge (aan/uit) thermostaten (die mechanisch schakelen) is er in principe geen nood aan een afzonderlijke voedingsbron, zij werken zuiver op de beweging opgewekt in een mechanisch element (bv. bimetaal) bij een temperatuurverandering. | ||||||
Meer informatieDocument dat meer uitleg geeft bij de begrippen interoperabiliteit, compatibiliteit en openheid: |